Naar het Hageland

Cultuur en natuur in Vlaams-Brabant


Dag 1, dinsdag 1 november 2022

Zoutleeuw, verborgen parel van het Hageland

Ik ben neergestreken in café ‘De Met’ op de Markt (‘Met’) van het stadje Zoutleeuw in de Belgische provincie Vlaams-Brabant. De komende dagen zwerf ik langs de grenzen van het Hageland, een streek van velden, weiden en fruitbomen en met mooie steden als Diest, Sint-Truiden en Aarschot. Het gebied raakt aan de taalgrens, maar vandaag heb ik tot op heden geen woord Frans gehoord…

In tegenstelling tot de verwachting van wind en regen, laat het weer zich op deze 1e november van zijn beste kant zien: een stevige bries, dat wel, maar verder vrijwel wolkeloos. Scherp licht in de ogen, de natuur dunt langzaam uit. De meeste akkers zijn inmiddels leeggehaald en de bomen worden naakter en naakter, het bladeren tapijt aan hun voeten wordt alsmaar dikker.

Het terras voor ‘De Met’ is redelijk vol, dus ik kies voor een plekje binnen. Er zitten veel stamgasten aan de bar, het bier vloeit al rijkelijk op dit vroege uur. Hun conversatie is sappig en zangerig. Naar mij toe nieuwsgierig, maar vriendelijk. De man achter de toog vraagt of ik koffie wil. Ik knik instemmend, maar ik had liever ’n cappuccino besteld.  Aan het tafeltje naast mij neemt een heer in korte broek plaats, nadat hij van de leestafel de ochtendkrant heeft opgehaald. Een vaste bezoeker, dat kan niet missen. Zonder te bestellen wordt hem door de serveerster zijn koffie gebracht, een grote kop met een dot slagroom erop. Ik laat haar weten dat ik die ook graag zou hebben gehad.  Als er uiteindelijk twee koffies voor mij klaar staan, brandt hierover aan de bar een discussie los: over wat, wanneer en hoe die vreemdeling nou precies besteld had? Met een vriendelijk knikje van een mevrouw die zich opoffert om mijn kleine koffie te nemen, eindigt het dispuut en krijg ik mijn gewenste koffie met dot alsnog geserveerd. De man in korte broek naast knikt instemmend voor de gekozen oplossing en leest onverstoorbaar verder in zijn krant.

Ik maak een stadswandeling door en rond Zoutleeuw en laat mij imponeren door de gotische Sint-Leonarduskerk, een juweel dat vermeld staat op de UNESCO Wereld Erfgoedlijst. Serieuze tegenvaller: ondanks dat het vandaag Allerheiligen is, de kerk is per 1 november gesloten voor publiek… Ik wandel langs het fraaie stadhuis en de Halle, kijk op tegen de voorname gevels van de patriciërswoningen en slenter langs de Kleine Gete, waar eens honderden schepen aanmeerden toen er nog een open vaarverbinding met Antwerpen was. Het is nu een rustig kabbelend waterloopje dat door het centrum van het stadje stroomt. In volg de Kleine Gete tot buiten de stadspoorten waar deze verdwijnt in het goud, geel en groen van het buitengebied. Hier heerst het geluid van de wind in de bomen, wind die het afgevallen blad op hopen blaast, weer oppakt en elders neerlegt, in een eindeloze cyclus van vallen en opstaan…

Ik keer terug naar de stad en bezoek op deze Allerheiligen het kerkhof. Weinig hof en niet naast de kerk, maar gelegen tegen de achtergrond van een grauw bedrijventerrein met rommelige fabrieksgebouwen. De afgelopen dagen zijn de graven verzorgd en is het er één bloemenzee. Nu is het er druk en ontmoet men elkaar om het leven van alle heiligen en martelaren te vieren en de overleden dierbaren een extra duwtje naar de hemel te geven, in het diepste geloof dat je nog te redden bent uit het vagevuur. Het vagevuur als tussenstation.

Eind van de middag arriveer ik bij mijn B&B, ‘Kamer en Aambeeld’ in het buitengebied van Zoutleeuw. De ontvangst door mijn gastheer is vriendelijk, mijn kamer in de verbouwde koeienstal is perfect. Twee ramen die uitkijken op het noordwesten. Een opkomend regenfront ligt als een bergkam op de horizon. Sneller dan verwacht valt de avond in. Het roze schijnsel van de straatlantaarns valt de kamer binnen. Ik doe de luiken dicht, sluit de wereld buiten. Op het kerkhof zullen nu wel honderd lichtjes branden…

Dag 2, woensdag 2 november 2022

Oorlog en vrede

Het ochtendlicht knispert mij in de ogen als ik op weg ben naar het voormalige Ursulinenklooster ‘De Engelenburcht’ in Tildonk waar ik het belevingscentrum over de Groote Oorlog ’14-’18 wil bezoeken. De weg ernaar toe is nauwelijks geplaveid te noemen. Scheuren en gaten, afgewisseld met kasseistroken, geven deze macadamwegen je een ervaring alsof je reist in een slecht geveerde treinwagon. Dit is de streek van witlof en fruitbomen, maar heeft zeker ook in het najaar zijn charme. Bij het naderen van de eindbestemming rijgen de dorpjes zich als een lang lint aaneen in een bonte verzameling van huizen van baksteen, pleister, vakwerk en vuursteen in rood, wit, grijs en bruin. Typisch Belgisch ongeregeld.

Ik ben de enige bezoeker van het belevingscentrum en kom veel te weten over hoe de Belgen de Duitse inval in 1914 hebben ervaren. Veel ingesproken dagboekfragmenten en foto’s over mensen en situaties in deze streek, waar de Belgen stevig verzet boden, met represailles van de Duitsers tot gevolg.

In de zomer van 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. België wilde daarbij neutraal blijven, maar werd toch meegesleurd in de oorlog. Het Duitse leger wilde via België doorsteken naar Frankrijk, aan wie ze op 3 augustus de oorlog hadden verklaard. Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger de Belgische provincie Luik binnen. Dat was een schending van de neutraliteit en betekende dus oorlog. Maar het Belgische leger was geen partij voor de Duitse overmacht.

De snelle Duitse opmars was erg gewelddadig. Duitse soldaten staken huizen in brand, plunderden en vermoordden in de eerste oorlogsweken meer dan 5500 burgers. Dat nieuws verspreidde zich snel en daardoor kwam er al kort na de inval een vluchtelingenstroom op gang, richting Frankrijk en Nederland. De chaos was enorm. Familieleden raakten elkaar kwijt. Jongeren vertrokken vaak zonder hun ouders.

Opgejaagd door het oprukkende Duitse leger trokken de burgers steeds verder. Inwoners van Vlaams-Brabant staken vaak de grens met Nederland over, dat niet in de oorlog betrokken was. Anderen kwamen aan de kust terecht, waar het dringen was voor een plaats op een boot naar Engeland.

Wij zijn inmiddels ruim 100 jaar verder en er lijkt nog niets veranderd. Eerder zijn er grote parallellen aan te wijzen met de huidige situatie in Oekraïne. En dat is verontrustend.

Opvallend ook zijn de vele citaten die hier te lezen zijn waaronder het dit gedicht ‘Bloedbroeders’ van Anne van Dessel uit Mortsel:

Wij delen alles. Een moeder met een wijde schoot.
Een dode vader die door de dagen boort, het temmen van de zee.
De stank van vis die bijt onder de huid.

Wij delen het losbranden van de oorlog.
Het geloof in de grond onder onze voeten.
Onze eerste dag en onze laatste adem.

De granaat die ons lot als parels aan elkaar rijgt.
Als in een bed liggen wij in ons warme bloed.
Armen en benen verenigd onder het laken.
De oorlog knikt en gaat voorbij.

Wij delen de diepe vrede van de aarde.
In een verte snijden violen uit onze val een ondansbaar lied.
Als vissen die naar wolken happen,
zo buitelen wij een ballet over de zeeën.

Een bijgevoegde opmerking verraadt de mogelijke inspiratie voor dit gedicht:
Componist Maurice Ravel schreef ‘Le Tombeau de Couperin’ en droeg een van de delen, de ‘Rigaudon’ op aan de broers Pierre en Pascal Gaudin, die sneuvelden op hun eerste oorlogsdag.

Met de muziek van Ravel op in de auto keer ik huiswaarts, waar ik vanavond verder zal gaan met de nieuwe Netflix-film ‘Im Westen nichts Neues’ naar het gelijknamige boek van Erich Maria Remarque, dat de verschrikkingen van de Groote Oorlog beschrijft vanaf Duitse zijde. Gemaakt door een Duitse regisseur. Lijden aan beide zijden, getuige een citaat van Remarque dat staat te lezen in het belevingscentrum:
‘Het front is een kooi waarin je moet wachten op wat komen gaat’

Op de terugweg ga ik in het gehucht Grimde bij Tienen langs bij de Necropolis, een uit de vroege 13e-eeuw stammend kerkje, gewijd aan Sint Petrus, waarin in het voorjaar van 1915, 145 Belgische gesneuvelde soldaten in de ruïne van de kerk, in de naakte aarde werden begraven. Na restauratie van de kerk werden zij herbegraven en zo ontstond de Necropolis, een begraafplaats in de kerk. Een groot deel van de gevallenen kwamen om het leven op de 18e augustus 1914 tijdens de strijd om Grinde en Sint-Margriete-Houtem. Daar liggen zij, in gelijke witte grafstenen, keurig op rij als in één gemeenschappelijk graf. Op iedere grafsteen een eikenblad als symbool van moed en wijsheid. De dood voor iedereen gelijk…
Zware eikenbomen omzomen het kerkje, een dik bladerdek aan hun voeten. Zoveel moed, zoveel wijsheid, maar ook zoveel waanzin.
Veel oorlog vandaag, ik beloofde ook vrede. Maar die bewaar ik voor morgen. Als je tenminste in voorzienigheid geloofd…

Dag 3, donderdag november 2022

Eind goed, al goed

Op zoek naar een beetje vrede? Ik hoop dat vandaag te vinden bij de norbertijnen van de abdij van Averbode, een kloosterorde levend volgens de regel van Augustinus met het motto ‘tot elk goed werk bereid’. Ik besluit zelf ook bereid te zijn, maar voor wie en voor wat is mij nog niet helemaal duidelijk. De eerste tekenen bij aankomst in Averbode zijn niet hoopvol. Na veel gezoek naar een gratis parkeerplaats beland ik in het Mariapark, een themapark met een hoog Efteling-gehalte.
Kunstbetonnen rotsen, grotten en tempeltjes met verweerde beeldengroepen moeten de devotie van de bezoeker voor Maria ondersteunen. Ik ben deze ochtend de enige wandelaar in het herfstige park met zijn ‘attracties’, waarvan het pad uitkomt bij het poortgebouw van de abdij. ‘s Zomers is het hier een drukte van jewelste en probeert de plaatselijke middenstand de bedevaartgangers met ijs en gekoelde drankjes te verleiden. Nu ziet de grote binnenplaats ziet er verlaten uit en blijkt de abdijkerk gesloten wegens onderhoudswerkzaamheden. Eindigt hier mijn zoektocht naar een beetje vrede bij deze wonderlijke synthese van gotiek en barok? Johannes de Doper en Onze Lieve Vrouwe ten Hemel opgenomen, aan wie deze kerk is opgedragen, zij zijn mij genadig. Net op het moment dat ik rechtsomkeer wil maken wenkt mij een vriendelijke dame en na excuses voor het ongemak gaat zijn mij voor naar de kerk via een omweg door eindeloze kloostergangen. In het halfduister kijken de portretten van gelouterde norbertijnen streng op mij neer.

De kerk is een openbaring: veel marmer, uitbundig stucwerk en heel veel engelen. Guirlandes slingeren zich langs de pilaren omhoog en het plafond is bezaaid met gouden sterren. Net als ik mijn camera tevoorschijn wil halen, schuift er een witte pater in beeld die mij streng verzoekt in de kerkbanken plaats te nemen. Ik gehoorzaam gedwee en zie hem even later de kosterwerkzaamheden verrichten ter voorbereiding van de H. Mis. Het aansteken van de kaarsen met een stok met aansteeklont (en een kapje om straks de vlammetjes weer te doven) zijn mij zo vertrouwd uit mijn tijd als misdienaar. Even overweeg ik nog te vluchten, maar mijn nieuwsgierigheid naar wat er te gebeuren staat wint het. Na het luiden van de klokken hebben ongeveer 30 kerkgangers in de banken plaatsgenomen. Onder het spelen van het orgel komen 15 witte paters op, keurig verdeeld over twee rijen. De eerste (en tevens laatste) zonnestraal van de dag valt door de hoge ramen naar binnen. De H. Mis wordt opgedragen aan Sint-Hubertus, patroonheilige van de jagers. Ken ik wel, die van dat hert met een kruis in het gewei… Ik ben er even een tijdje uit geweest en weet niet meer wanneer ik zitten, staan of knielen moet, ik ben dan ook steeds te laat. Dit in tegenstelling tot de paters die alle handelingen en verplaatsingen uitvoeren in een perfecte choreografie van ingestudeerde en ingesleten bewegingsreeksen. Handen gevouwen, allemaal rechtsom, daarna de armen gespreid naar voren, alsof men elkaar laat weten hoe groot de gevangen vis is. Bij deze gedachte voel ik mij een zondaar, maar na het voorlezen van de parabel van het verloren schaap, heb ik de hoop niet helemaal opgegeven er nog een beetje bij te horen. Wanneer de communie wordt voorbereid, stel ik mijzelf de vraag of ik hier aan deel zal nemen? Het ontvangen van het lichaam en bloed van Christus in de vorm van brood en wijn, in dit (beetje) zondige lichaam is natuurlijk na al mijn jaren van  ontkerkelijking uiteraard niet niks. Ik besluit mijn kauwgom door te slikken en achteraan de rij aan te sluiten. Het in ontvangst nemen van de hostie ontroert me. Wanneer de priester prevelt:  ‘Het lichaam van Christus’ weet ik niet te antwoorden. Bij de vredeswens richt een van de paters zich tot mij en knikt mij bemoedigend toe. Dit is mijn stukje vrede dat ik zocht…

Ter afsluiting vermeldt het LED-paneel ‘Psalm 75’, een gezang van vraag en antwoord door voorzanger en koor dat zich, begeleid door het orgel, als herhalende golven door het kerkgebouw beweegt. Na de laatste orgelklanken zijn de witte paters plotseling verdwenen en zoekt iedereen de uitgang weer op. De leegheid van het binnenplein slokt de weinige kerkgangers moeiteloos op.

De Voorzienigheid (epiloog)

Bij terugkomst in Zoutleeuw, na een broodje gezond in ‘De Met’, zegt iets in mij om nogmaals om de Sint-Lambertuskerk te lopen. Daar waar de kerkdeur gesloten hoort te zijn, blijkt deze open te staan. Ik stap naar binnen en de eerste aanblik van het interieur is een openbaring, ik had mij er al bij neergelegd het te moeten missen. Op eigen initiatief had de kerkvrijwilliger de kerk een paar uurtjes opengesteld omdat het in België nu herfstvakantie is. Hij heet mij vriendelijk welkom en is te allen tijde bereid eventuele vragen te beantwoorden. Het interieur zit propvol religieuze kunst. Oude kunst ook, meestal uit der 14e en 15e eeuw. Beelden, altaar stukken, fresco’s, het is er allemaal. De moed zinkt mij in de schoenen, al dit moois te moeten fotograferen. De Beeldenstorm ging aan dit gebouw voorbij, de verwoesting door de Fransen werd voorkomen door 3 collaborerende monniken en het stelen van kostbare materialen werd door de burgers van Zoutleeuw verijdeld, zie daar waarom er hier nog zoveel kunstschatten aanwezig zijn. Ik vraag de suppoost naar een kerkgidsje, waarna hij mij vriendelijk maar verlegen wijst op een pas verschenen boek met daarin foto’s en beschrijvingen van alle aanwezige kunstwerken. Hij blijkt de schrijver van het boek dat voor slechts € 10,00 in mijn bezit komt. Een prachtige uitgave, met foto’s die ikzelf nooit zo mooi had kunnen maken. Een prachtige herinnering aan een bijzonder verblijf in een markante streek in België.

Buiten regent het, voor het eerst in 14 dagen. Het is Herfsttij, niet te keren…

Glimmend plaveisel,
neons vloeien tot mijn voeten uit.
De wind veegt regen in mijn gezicht.
Jagend blad, kringelend naar de horizon…
Ik schurk tegen de einder aan,
risico-bewust over de rand te kunnen vallen.
En de glijbaan van de tijd af te moeten dalen.
Eindigend in eeuwig zand, zonder enige verheffing.
Met de horizon ver onder mij…

Bedankt voor al jullie fijne reacties!
De foto’s bij dit reisverslag vind je hier.
Zij werden gemaakt met een Apple iPhone 11

Cees Sleven © copyright: november 2022




One thought on “Naar het Hageland”

Leave a comment