“Daar waar men ooit danste” – beelden uit een voorstelling

Haar naam is Marie Supikova. In de grote groene leegte laat zij zien waar zij als kind in de keuken sliep en vertelt zij over haar moeder. Gefascineerd maar ongemakkelijk kijk ik naar beelden uit de documentaire “Himmlers hersens heten Heydrich” over Hitler’s wraak op het Tsjechische dorpje Lidice in 1942. Aanleiding was de moord op Reinhard Heydrich, plaatsvervangend leider van de SS in Tsjechië, waarna de Führer persoonlijk opdracht gaf een willekeurig arbeidersdorpje met de grond gelijk te maken. De vrouwen en kinderen werden afgevoerd en de mannen ouder dan 15 jaar werden, in rijen van 10, geëxecuteerd. Voor de documentaire keert Marie Supikova terug naar wat eens het dorpje Lidice was. Vanuit vogelperspectief gefilmd om de leegte nog meer te benadrukken geeft zij druk gesticulerend aan hoe het huis was verdeeld in kamers, waar zich deuren en vensters bevonden en waar even verderop de school stond waar alle vrouwen en kinderen werden opgesloten in afwachting van hun deportatie naar Auschwitz.

Dit beeld van die ene overlevende van Lidice neem ik in het najaar van 2017 mee naar de grote, massale ruimte van het Werk aan de Daatselaar, een van de vestingwerken van de Grebbelinie. Hier speel ik met NACHT-THEATER de locatietheatervoorstelling “Daar waar men ooit danste”, een voorstelling in de open lucht waar de natuur, het weer en de bijzondere locatie onze tegenspelers zijn. De plek inspireert, ontroert en verstikt. Acteurs en muzikanten vertellen het verhaal over een man die mijmert over hoe het was en hoe het nooit meer zal zijn. De jeugd zal zijn plek innemen en de nostalgie de nek omdraaien.
Maar eerst dien ik af te rekenen met de ruimte. De grote leegte die zich de ene keer toont in alle vriendelijkheid met lichte zonnevlekken over het wuivend gras, dan weer in alle boosheid met striemende regenvlagen die alle kleur uit de scene spoelen. Ik probeer de ruimte in te delen, ordening aan te brengen. Vanuit vogelperspectief wijs ik denkbeeldige muren aan, open niet-bestaande deuren en vensters. Eerst traag en bedachtzaam, maar al gauw sneller en sneller alsof de herinnering mij in wil halen. Ik begin te rennen, maar de tijd is niet te houden. Want plekken zijn niet alleen ruimte, ze zijn ook tijd. En die is al om de hoek voordat ik gekeken heb. Ik beschouw de ruimte anders nu ik die vreselijke herinneringen met mij meedraag. Mijn gedachten omcirkelen de lege rechthoek die ik sinds mijn kinderjaren ken als afgebrande plek, een plek verbonden met dood en verderf. Daar waart alle leven ophield te bestaan. Eerst nog maar even zitten dan. Eerst nog maar even denken tot er een nieuw moment aanbreekt. Dan zal ik gaan…

Lidice, 1942

De afgelegde weg ligt vastgepind met herinneringen, de weg te gaan is nog onbestemd. Hij bestaat niet alleen uit dromen en verwachtingen, maar vooral ook uit hoop. Hopen op beter, of tenminste hopen op anders: weg kille, grijze wereld, weg somber zwarte dagen. Ontsteek het vuur, koester je in het licht.
Als hoop voor een nieuwe morgen…

Cees Sleven © januari 2018