Dachau, in het spoor van de landschapsschilders

Halverwege (Aschaffenburg), maandag 14 mei 2018

Een vochtige deken ligt over het landschap als ik op deze vroege maandagochtend de Autobahn richting Frankfurt opdraai. Het is nog opvallend rustig op de weg en de echo’s van 3 dagen theaterfestival op Hoogte 80 zijn nog niet helemaal uit mijn hoofd verdwenen. Het waren fysiek intense dagen van zelf spelen en gespeeld worden, maar ook van nieuwe en hernieuwde vriendschappen, jolijt en vermaak, en dat alles op het zonovergoten, hoogste punt van Arnhem. Toch doet de grijze wereld om mij heen bijna weldadig aan en markeert het begin van een aantal dagen cultureel zwerven naar het zuiden van Duitsland. Na mijn bezoek ‘n aantal jaren geleden aan de voormalige kunstenaarskolonie Worpswede bij Bremen, heb ik besloten, wanneer de gelegenheid zich zou voordoen, ook een bezoek te brengen aan Dachau, ten noordwesten van München. Hoofddoel van deze reis is om de eenzaamheid te ervaren van het Dachauer Moos, het landschap ten noordwesten van München, dat dankzij zijn speciale lichteffecten zo’n aantrekkingskracht uitoefende op talrijke schilders uit de plein-air schilderkunst. Op het einde van de 19e en aan het begin van de 20e eeuw ontwikkelde Dachau zich tot een van de belangrijkste Europese kunstenaarskolonies. Toch zal ik ook de confrontatie aangaan met het leed en verdriet van hen die slachtoffer werden van het nazi-regime in het voormalige concentratiekamp Dachau. Ik zal een van de 800.000 vrije mensen zijn die jaarlijks de gedenkplaats bezoeken. Op zoek naar de tegenstelling: De vredige eenzaamheid van het omringende landschap tegenover de uitzichtloze eenzaamheid in het kamp 50 jaar later, wat het met mij doet, daar zal ik jullie verslag van doen…

“Enkel verdriet is van de ziel het wezen. Een zelfde eenzaamheid sluit allen in. De grootste liefde heeft geen andere zin dan in elkanders oog het leed te lezen”.

Hopelijk zullen deze regels van de dichter Ed Hoornik die kamp Dachau overleefde mij inspireren om deze tegenstelling te ervaren. Ik spring van Baustelle naar Baustelle om tegen het middaguur aan te komen in Aschaffenburg, de bisschopsstad aan de Main. Tijdens mijn 1e Milchkaffee deel ik mijn terrastafeltje met een local van gelijke leeftijd die na wat algemeenheden over het weer aan mij vraagt wat Holland gaat klaarmaken op het WK voetbal. Een rechtse hoek waardoor ik even knock-out ben en waar tegenover mijn Arjan Robben niet opgewassen is. Maar ik ben hier toch in Beieren? De man heeft duidelijk plezier om mijn stuntelige reactie en maakt het goed door mij feilloos alle hoogtepunten van de stad te wijzen. En zo begin ik aan een stadswandeling die mij brengt naar het Schloss Johannisburg, de uit rode zandsteen opgetrokken bisschops-residentie, met zijn karakteristieke vierkante hoektorens. Het museum is helaas gesloten zodat ik de werken van de Duitse schilder Lucas Cranach moet ontberen, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt in de St. Peter en Alexander-Kirche, waar vele schilderijen uit de School van Lucas Cranach te bewonderen zijn. Indrukwekkend is daar ook de romaanse crucifix uit de 12e eeuw. Langs de Main-promenade wandel ik door het slotpark naar het Pompejanum dat een replica van een villa uit Pompeij moet voorstellen. Persoonlijke hobby van koning Ludwig I… Vanaf het terras heb ik een prachtig zicht op de stad, de rivier en de bergen van de Spessart daarachter. Daarboven trekt de lucht dicht, klonteren bloemkoolwolken samen tot een asgrauw geheel en het duurt niet lang of een knetterend onweer barst los. Verkoelend koude druppels op mijn zweterige huid. Ik schuil onder de blauwe regen waar de dikke regendruppels zich vermengen met de loslatende bloemblaadjes die met duizenden naar beneden komen. Even waan ik mij in een Disney-film en verwacht ieder moment de opkomst van een of ander sprookjesfiguur. ‘n Nabije inslag van de bliksem boort al deze gedroomde romantiek de grond in en wens ik hevig dat deze bui snel overtrekt. Wanneer het langzaam minder wordt kom ik op de promenade een ouder echtpaar tegen: Hij in een rolstoel, zij met de paraplu erboven. We maken een praatje en zie, het silhouet van de stad staat weer in een gouden licht. Plu kan dicht, ieder gaat weer zijn eigen weg… De mijne gaat naar Haibach, een aangrenzend dorp met een kerk, een bushalte en een hotel. Daar slaap ik vannacht en heb ik zojuist gegeten. Een restaurant zoals je hier kan verwachten: Heel veel hout, heel veel geschilderde bloemetjes op dat hout, perkamenten lampenkapjes, grof gepleisterde muren waarop een crucifix ons zondige gasten scherp in de gaten houdt. Met onze te volle borden, met onze alweer te vullen glazen, met ons te harde lachen, met onze lege conversaties. En God zag dat het niet goed was… Vanmiddag op het terras aan mijn 2e Milchkaffee zaten een paar tafeltjes verderop twee oudere heren, een van hen duidelijk Parkinson, de ander duidelijk in een ondersteunende rol. Koele witte wijn voor beide heren. En poffertjes met rode vruchten in een schaaltje. Er werd voorzichtig geproost, klinkende glazen en de geur van fruit die over het terras trok. Ik deed een tweede suikertje in mijn koffie. En zag dat het goed was…

De 2e etappe (Rothenburg ob der Tauber), dinsdag 15 mei 2018

Dat een aantal mooie, warme dagen meestal eindigt met onweer is welhaast een zekerheid. Dat der Mannschaft het goed gaat doen op het WK is ook zo’n zekerheid. Dat er, na geflitst te zijn in de bebouwde kom, binnen een paar weken een bekeuring op de deurmat ligt is ook een waarheid als een koe. Alleen het bedrag dat vermeld zal staan in de keurig in het Nederlands gestelde brief is nog onzeker. Ik heb duidelijk even de pest in toen het vanochtend weer zo laat was, want ik genoot echt van de adembenemende natuur waarin langs het riviertje de Tauber de vele schilderachtige, historische stadjes en dorpen liggen uitgestrooid. Gatver…, let dan toch op, laat je niet zo meeslepen! Vanuit Haibach zocht ik mijn weg door de beboste heuvels van de Spessart naar de noordelijke Romantische Strasse om deze tot Rothenburg ob der Tauber te volgen. Inderdaad een spectaculair landschap langs het dal van de Tauber met links en rechts heuvels in duizend kleuren groen met daarin felle accenten rood en paars van de vele bermbloeiers. Het was wenden en keren en en talloze malen werd de rivier overgestoken. De plaatsjes waar ik doorheen kwam waren uitgestorven, maar mooi door hun eenvoud. Faller-gebouwtjes in grijs, bruin en oker. Ook telde ik de stationnetjes, want al snel werd de weg vergezeld door een spoorlijntje. Even had ik weer het gevoel op mijn eigen modelspoorbaan te rijden: al dit moois op een blad van 1 x 2 meter. Alleen de hemelboog die vandaag veren trek in het blauw ontbrak er nog aan. Rond het middaguur parkeerde ik mijn auto aan de rand van Rothenburg net buiten de stadsmuur die het hele middeleeuwse stadje omringt. Door één van de vijf stadspoorten betrad ik de historische stadskern en inderdaad: het is een juweeltje. Zonder enige structuur begon ik in het wilde weg te fotograferen en in no-time was ik deel van dit reservaat voor 65-plussers. Het juweel wordt opgepoetst en vertroeteld door het massatoerisme en zelfs nu al, in de vroege maand van mei, heb je het stadje niet voor jezelf. Ik was op zoek naar details, plaatjes zonder mensen erop, alsof ik zojuist was uitgestapt uit een tijdscapsule. Karakteristieke huizen die scherpe schaduwen trekken over de keien, gildespreuken op de gevels, toevallige planten die bloeien aan de stadsmuur. Toen ik, met zeker 10 anderen, in de Schmiedgasse een charmante splitsing van straatjes wilde vastleggen, gaf ik er de brui aan en vluchtte ik naar achteraf. Op het koele terras, achter mijn glas Johannesbeeresap, observeerde ik in alle rust mijn mede-terrasgenoten en hun bestellingen. Een wat oudere serveerster met een veel te blote dirndl-jurk was de vriendelijkheid zelve toen zij mij uitnodigde ook wat te eten. “Nein danke”, antwoordde ik, “Ik moet snel weg van hier”, dacht ik er gelijk achteraan. Nog ruim 200 asfalt-kilometers had ik voor de wielen. Langzaam zag ik het landschap afvlakken op weg naar mijn plekje op de Zuidduitse hoogvlakte. ‘n Laatste kronkelweg, het bos in, het bos uit en dan plotseling een dorpsstraat. En daar was het, met uitzicht op de velden waarboven zwaar onweer dreigde. Het welkom was hartverwarmend, hier ga ik mij thuisvoelen. Wanneer ik dit schrijf is de avond reeds gevallen, al het daglicht uitgedoofd. Morgen weer een nieuwe dag met hopelijk dat fascinerende schilderslicht in het Dachauer Moos, niet ver van hier. Ik laat het raam vannacht maar open, zodat dat vroege licht naar binnen kan…

Aan de hand van de schilders (Dachau), woensdag 16 mei 2018

Het wil maar niet licht worden vanochtend, een blik naar buiten bevestigt mijn vermoeden: een totale weeromslag. Elkaar najagende wolken en een constant kletterende regen bepalen niet alleen het weerbeeld, maar ook mijn programma voor vandaag. Het is de eerste regen hier sinds 6 weken en meer dan welkom voor boeren en tuinbezitters. De uitgedroogde bodem zuigt het hemelwater op als een spons, er vormen zich nauwelijks plassen. De fraai opgetuigde meiboom voor het huis krijgt nieuw elan nu -aan het begin van de zomer- het wel goed zal komen met alles dat groeit en vrucht zal dragen. Het geloof daarin is groot en zal leiden tot vruchtbaarheid voor vee, akkers en mensen. Ik zal vandaag het magische licht moeten zoeken in de beslotenheid van de Gemäldegalerie in Dachau waar de 19e- en 20e-eeuwse landschapsschilderijen hangen uit de Dachauer Malerschule. Aan de hand van schilders als Christian Morgenstern, Ludwig Dill, Max Liebermann en vele andere word ik meegenomen naar de eenzaamheid van het Dachauer moerasgebied langs het riviertje de Amper. Zij zijn gefascineerd door dit zompige gebied met zijn steeds wisselende lichtomstandigheden. Weidse vergezichten tussen een hoge hemel en spiegelend water. Arm land dat de kinderrijke families niet meer kan voeden en industrialisatie de dagloner langzaam maar zeker doet verdwijnen. Ontvolkt land, eenzaamheid is wat achterblijft. De schilders keren hun academie in München de rug toe en vinden in het Dachauer Moos en aan de oevers van de Amper nieuwe inspiratie en motieven: Het karige moerasgebied, onbedorven en oorspronkelijk landschap met zijn eenvoudige boerenleven. Fritz von Uhde toont mij in “Der schwere Gang” een jong paar op een mistige, natte winterdag dat voort ploegt op een modderige landweg. Het toont het leven in het armzalige milieu van Dachau-Augustenfeld. Maar er zijn ook trotse portretten van Dachauer vrouwen in klederdracht, sommige heel realistisch en rijk aan details, andere weer impressionistisch benaderd, waarbij lichteffecten de ware identiteit van het model verhullen. Ik sta werkelijk in dit weidse landschap met zijn waterpoelen en berkenbosjes. Het druipt er van de regen en van de inspiratie. Dit wilde ik zien, dit lokte me naar hier. Ik sta onder jagende wolken, hoog boven mij ruist de wind in de bomen. Het enige geluid, zo klinkt de stem van de eenzaamheid. Alleen zijn is voor het moment, eenzaamheid is wanneer alleen zijn zich vermengt met herinnering. Deze eenzaamheid voelt bijna prettig aan, wanneer een tikje op de schouder mij doet ontwaken uit mijn diepere gedachten. Mijn aandacht voor de landschappen is niet onopgemerkt gebleven en na het uitwisselen van enige beleefdheden ontvang ik van de receptiedame een speciale uitnodiging voor de nieuwe tentoonstelling “Baumbilder” die morgenavond opent. Als “bomenschilder” op kasteel Doorwerth laat ik deze kans natuurlijk niet voorbijgaan! Na het einde van de eerste Wereldoorlog in 1918 heerst er ontreddering en grote werkloosheid in Duitsland en verloopt de kunstenaarskolonie aan de Amper. De munitiefabriek in Dachau wordt ontmanteld en in 1933 wordt op het vrijgekomen terrein het eerste concentratiekamp van de nazi’s opgericht. Het zal morgen een zware gang worden daarnaar toe, een gang die ik moet gaan. Om ook die herinnering levend te houden …

Die andere eenzaamheid (Dachau), donderdag 17 mei 2018

Veel later dan gebruikelijk begin ik vanavond aan mijn reisverslag. Niet omdat de inspiratie ontbreekt, nee, het zijn de indrukken vandaag die mij naar woorden doen zoeken. Niet elke dag betreed ik een terrein via een smeedijzeren hek waarboven de spreuk “Arbeit macht frei” het ergste doet vermoeden. Vandaag bezoek ik het concentratiekamp Dachau met gemengde gevoelens: Ben ik wel goed voorbereid op alles wat ik te zien krijg? De beelden van al die uitgemergelde doden, de aanblik van de verbrandingsovens, de details over de medische experimenten die daar op grote schaal plaatsvonden. Ik aarzel reeds bij de ingang en besluit mijn opdracht te herformuleren: Blijf in het nu en zoek redenen waarom dit alles nooit meer mag gebeuren. Ook besluit ik vandaag mijn fototoestel niet aan te raken. Ik wil de indrukken rechtstreeks verwerken en de beelden toetsen aan alles wat ik -in het heden- om mij heen zie gebeuren. Opvallend zijn de vele groepen scholieren die ook vandaag dit kamp Dachau bezoeken. Samen met hen betreed ik het hoofdgebouw waar eens de nieuw aangekomen gevangenen van hun waardigheid werden ontdaan: Geadministreerd, alle persoonlijke bezittingen ingeleverd, daarna ontkleed en gedesinfecteerd en tenslotte naamloos te werk gesteld. Veel foto’s, veel verklarende teksten, de jeugd ondergaat het gelaten, maar laten hun mobieltjes overuren maken. Voor thuis, voor later, voor hopelijk een betere wereld. Ik dwaal door het gebouw: halfverlichte ruimtes, vlekkerig beton, zwaar verroeste leidingen, tralies voor de ramen.

Een traliegat, een dikke muur
Het zonlicht dat, hoe ik ook tuur
De weg door het gat niet kan vinden
Alleen, ik ben alleen.

Drie passen heen, drie passen weer
Terwijl ik strofen declameer
Van verzen uit herinnering
En zachtjes oude liedjes zing
Als uit verweer.

Een cel, een kale grond
O plek waar mijn wieg eens stond
Herinnering van lang geleen
Flits van thuis vliegt door je heen
Alleen, je bent alleen

– Mary Vaders

In de bioscoopzaal zie ik een documentaire over de gruweldaden van de nazi’s. Alleen voor 12 jaar en ouder. Na afloop zie ik tieners van 13 en 14 jaar met rode ogen, steun zoekend bij elkaar. Ik stroom met hen naar buiten, de appelplaats op, die komt als een bevrijding. Aan de overzijde van het immense grindveld begint de beklemming opnieuw wanneer ik de overgebleven barakken bezoek. Het is dringen tussen alle scholieren, ongeloof tekent hun gezichten. Hier lagen de zieken op dezelfde houten britsen als alle anderen en kregen ook hetzelfde eten, soep van water en wortelen. De slechte voeding en onhygiënische omstandigheden veroorzaakten epidemieën als schurft en buiktyfus. Vrijwel alle gevangenen hadden dysenterie, die veel slachtoffers eiste. Moordend was ook de vlektyfus rond de jaarwisseling 1944 – 45. Samen met de scholieren verplaats ik mij naar het crematorium. Plichtmatig en zonder emotie vertelt de begeleider het verhaal: Uitkleden, kleding ontsmetten met zyklon-B, wachten, uitleg over het “douchen”, vergassen met hetzelfde zyklon-B, de lijkenkamer, de verbrandingsovens… Efficiëntie verheven tot waanzin, degeneratie… Op de executieplaats ligt voor de door kogels doorzeefde muur een boeketjes plastic rozen. Een vleugje menselijkheid, een vleugje hoop… Een merel zingt zijn longen uit zijn zwarte lijfje. Ik besluit weg te gaan en nog even langs het bezoekerscentrum te lopen. Voor veel te veel geld zit men hier braadworst druipend van de ketchup te eten. Ik voel een knoop in mijn maag en vlucht naar de boekenwinkel waar werkelijk honderden getuigenissen liggen uitgestald van hen die deze hel overleefden. Gebroken levens zijn het veelal, levens die weer op de rails gezet zijn. Voor de lange reis terug, terug naar een vleugje menselijkheid… Later vanavond schud ik de hand van Dachau’s Oberbürgemeister Florian Hartmann, maar dat verhaal vertel ik morgen…

Nog even langs het paradijs (Gutenacker), vrijdag 18 mei 2018

Een kip in het Duits is gewoon das Huhn, maar een “Kipp” blijft toch wel heel bijzonder: Een verhoging in het landschap, waarop op het bovenste puntje de naakte rots uit de grond steekt. Het dorpje Gutenacker in het Westwald ligt op zo’n verhoging en het laatste logeeradres van mijn voorjaarszwerftocht, “Haus am Kipp”, is gebouwd bovenop de rotspunt. Vandaar heb je een prachtig uitzicht op de groene heuvels rondom en het beboste dal van de rivier de Lahn. Zes jaar geleden was ik als eens hier, in de herfst, maar nu toont het voorjaarslandschap zich op zijn mooist: Witte bermen van het fluitenkruid, met accenten van paarse lupine en het fel rood van de klaproos, tegen steeds weer wisselende tinten groen van het heuvelland. Het laatste stukje klim in vanuit het Lahndal omhoog en elke bocht in de stille landweg biedt steeds nieuwe vergezichten. De middag is zonovergoten, dit stukje natuur voelt als van mij. Vergeet straks maar dat je dit gelezen hebt, ik mocht je maar eens op een idee brengen! Het weerzien was allerhartelijkst en werd beklonken met een glaasje Sekt. De “Boargjungs” is mijn huisje, beneden wonen, boven slapen. Het zal mij aan niets ontbreken. Een heerlijk plekje om mijn belevenissen van de afgelopen week nog eens te overdenken. Gisteravond werd mijn bezoek aan de kunstenaarskolonie Dachau op een bijzondere wijze afgesloten, omdat ik een uitnodiging had ontvangen om aanwezig te zijn op de opening van een nieuwe tentoonstelling in de Gemäldegalerie met de titel “Baumbilder”, de boom als stilistisch middel in de landschapsschilderkunst, veelvuldig toegepast door de schilders van het Dachauer Moos. Om het beeldvlak in te delen, of om diepte te suggereren, maar ook vanwege hun functie als beschutting tegen zon, wind en regen, of als sier- en fruitbomen. En niet te vergeten de belangrijke rol die de boom vervult in onze cultuur Als middelpunt van ons dagelijkse leven. We dansten onder de lindeboom, onder de eik werd recht gesproken, populieren markeren de centrale weg tussen de barakken van Dachau… De levensboom als symbool voor zich hernieuwend leven, een dode boomstronk die staat voor de vergankelijkheid van het leven… Over al deze aspecten van de boom en hun toepassingen in de schilderkunst gaat het openingswoord van Herr Oberbürgemeister Florian Hartman. Maar niet nadat alles zorgvuldig is gecontroleerd: Het spreekgestoelte, de microfoon, nog eens de microfoon, de gereserveerde stoelen voor de gasten, instructies voor de aanwezige pers, het gebeurt allemaal met Duitse precisie. De conservator van het museum doet er nog een schepje bovenop wanneer zij uitlegt waarom de panelen mosgroen zijn, waarom de schilderijen op seizoen hangen en wat de reden is dat op elke beschrijving, bij elk schilderij, de soort boom vermeld staat. Duitsers houden blijkbaar niet van risico’s nemen, gaan voor de perfecte oplossing. Daar heb ik eerder op de dag een aantal weerzinwekkende voorbeelden van gezien… Dit feestje is echter onschuldig, met een drankje, een hapje en veel vriendelijke woorden. Ik word door mevrouw de conservator voorgesteld aan de burgemeester als “unser Freund aus Holland” en als ik mijn alter ego Théophile de Bock, de bomenschilder, opvoer, blijkt hij werkelijk geïnteresseerd. Hij kent kasteel Doorwerth en de Oosterbeekse School schilders. Museum Veluwezoom en de Gemäldegalerie in Dachau zijn immers via EuroArt aan elkaar verbonden. Ik kies “Birken im Moos” van Arthur Langhammer als mijn favoriete schilderij, neem nog een slokje, prik nog een blokje kaas, maar verlaat dan ongezien het museum. De uientoren van de St. Jacob kerk staat nog in het licht, het dak glinstert in de avondzon. Een waardiger afsluiting van mijn bezoek aan Dachau kan ik mij niet wensen. Morgen keer ik huiswaarts, vele en onverwachte indrukken rijker. Ik doorleefde de Feldeinsamkeit in het Dachauer moeras, maar de intens beleefde eenzaamheid van de gevangenen van het kamp bleef voor mij verborgen en onpeilbaar. Gemeenschappelijk is het groot verlangen, het verlangen om te herscheppen. Hoe iets was, of hoe het misschien beter zou kunnen. Misschien ligt daar wel een volgende opdracht voor mij…

Cees Sleven © mei 2018

Met dank aan alle lezers voor hun inspirerende reacties op mijn reisblog!
Alle foto’s werden gemaakt met een Samsung L100 digitale camera
en zijn te bekijken via mijn website > Foto-albums.