Denkend aan weleer (introducing Ivor Gurney)

Denkend aan weleer (‘Old Thought’)

Herfst, die naam voor vallende klimop en liefdevolle theetijd,
was ooit voor mij de gedachte aan de High Cotswold’s middaglucht,
Aan de aarde die geurt, het verkleurend bramenblad, onder zeilende wolken,
Vermengd met de liefde voor het lichaam en het reizen door het wuivend grasland.

O heerlijk klimmen, het vastgrijpen aan de rand, o snelle pas,
Gelijk het beukenbos, genietend van het buiten adem zijn,
De loftrompet gestoken over de nog onbekende Crickley Cliffs, laat muziek gloeien in mijn gedachten.
Witte Cotswold, wijnrode bossen en kapotgeslagen, vochtig herfstblad.

Ivor Gurney

‘Old Thought’ is niet alleen een gedicht over het wandelen in de Engelse landstreek de Cotswold, maar ook een gedicht over veel meer dan dat alleen. Het is een passende introductie van de dichter en componist Ivor Gurney (1890 – 1937) uit Gloucestershire, misschien het meest bekend als musicus en oorlogsdichter uit de 1e Wereldoorlog. Toch schreef hij ook levendig en veel over de plaatsen en landschappen van zijn geboortestreek. De acht dichtregels van ‘Old Thought’ bevatten veel karakteristieken die Ivor Gurney maken tot een fascinerende, streekdichter en een van de beste schrijvers ter introductie van het graafschap Gloucester. Gurney’s gedichten getuigen van zijn liefde voor het landschap van Gloucestershire met dezelfde niet-sentimentele kracht waarmee hij verslag deed van de harde werkelijkheid van de loopgravenoorlog, en verklaren zijn geleidelijk afglijden in waanzin.
Via koorknaap en leerling-organist in Gloucester Cathedral verdient Ivor Gurney in 1911 een studiebeurs aan de Royal College of Music. Hoewel hij in 1914 op zijn ogen wordt afgekeurd voor het leger, meldt hij zich ondanks zijn studie vrijwillig aan om in Frankrijk zijn vaderland als soldaat te dienen. In september 1917 overleeft hij ter nauwer nood een gasaanval tijdens de Slag om Passchendaele. Als oorlogsinvalide keert hij terug naar Engeland en brengt daar zijn tijd door in verschillende oorlogshospitalen en wordt hij, na het vertonen van tekenen van geestelijk instabiliteit (met een zelfmoordpoging in 1918) uiteindelijk uit de dienst ontslagen in oktober 1918. Hij pakt zijn studie aan de Royal College of Music weer op, maar kan zich niet concentreren. Hij keert terug naar Gloucester, werkeloos en rondkomend van een klein oorlogspensioen en de liefdadigheid van vrienden en familie. Een vruchtbare periode op het gebied van de muziek en poëzie volgt nu, maar zijn gedrag (al excentrisch voor de oorlog) wordt steeds onevenwichtiger. Er volgen meer zelfmoordpogingen en in september 1922 krijgt hij de diagnose ‘paranoïde schizofrenie’ en wordt opgenomen in een inrichting voor geesteszieken. Hij zal er tot zijn dood in 1937 verblijven.
Hartverscheurend zijn ook de brieven, vaak niet gepost, die hij aan vrienden en vriendinnen of aan de overheid schreef. De weduwe van collega-dichter Edward Thomas, gesneuveld bij Arras in 1917, kwam op het goede idee om tijdens een bezoek aan Gurney een kaart van Gloucestershire mee te nemen. Zo kon hij nogmaals zijn fantasie laten gaan over de herinneringen aan het landschap van zijn jeugd. Tijdens de oorlog werd van soldaat Gumey gepubliceerd ‘Severn and Somme’ (1917). De Severn is een rivier in zijn geboortestreek, de Somme de bloed doordrenkte gedrenkte frontrivier in Noord Frankrijk. Zijn naoorlogse gedichten werden geselecteerd en gepubliceerd door Edmund Blunden, eveneens een oorlogsdichter die vaak het arcadische van een landstreek vergelijkt met het door de oorlog aangetaste landschap.
In 2010 volgde ik het spoor van Ivor Gurney op de voormalige slagvelden rond het Vlaamse Ieper,

Wat zich in die streek heeft afgespeeld tussen 9 oktober en 6 november 1917 kende zijn weerga niet in de geschiedenis: meer dan 4 miljoen granaten hebben tijdens de voorbereidende beschietingen de grond omgeploegd en ontdaan van alle bomen en bebouwing. Het regende er onophoudelijk. Door de kleigrond kon het water niet weg en vormde het gebied om tot een bedorven moeras, vergiftigd door mosterdgas dat op de stilstaande poelen bleef drijven, en door de ontelbare onbegraven en half vergane lijken en kadavers. Door de regen liep het stinkende water over in de ondiepe Engelse loopgraven die veranderden in zompige modderstromen. De instortende muren konden nauwelijks met natte zandzakken overeind gehouden worden. De doorweekte en uitgeputte mannen schuifelden over de plankieren en hurkten in alle vroegte neer in de ondiepe geulen. Soldaten verzopen en het veldgeschut zakte bij iedere terugslag langzaam maar zeker achterover in de modder. De herrie van het bombardement vermengde zich met het gekerm van de gewonden en het gegil van paarden en muilezels die in de kraters verdronken, of zwaargewond vergeefs op het genadeschot wachtten. De verliezen aan beide zijden waren enorm, de terreinwinst slechts 8 km…

Nu, in 2017, zal ik in zijn voetsporen treden tijdens mijn bezoek aan zijn geliefde Gloucestershire. In de Cotswold zal ik Crickley Hill beklimmen, Gurney’s verheven plek waar hij zich alleen kon terugtrekken met altijd muziek en poëzie in zijn gedachten. Voor mij betekent dit het aanschouwen van het wisselende herfstlandschap en het ondergaan van de grote rijkdom aan herinneringen aan Ivor Gurney. Met altijd het weidse uitzicht over Gurney’s Gloucestershire beneden me…



Cees Sleven © oktober 2017

Leave a comment